Autisme bij kinderen & jeugdigen

Hoe signaleer je autisme?

Autisme

Autisme is een aangeboren stoornis, ook wel een ontwikkelingsstoornis genoemd. Het belangrijkste kenmerk is namelijk dat de ontwikkeling bij kinderen met Autisme vertraagd is. Het gaat om de taalontwikkeling, de sociale ontwikkeling en in sommige situaties ook de motorische en lichamelijke ontwikkeling.

Autisme kan niet genezen worden, het blijft een handicap waar het kind en de omgeving mee moet leren omgaan, net als alle andere handicaps (blindheid, doofheid, verlamdheid enz). Maar Autisme is geen aandoening die bij de geboorte kan worden ontdekt. Er zijn geen onmiskenbare kenmerken en geen bloedtesten om de aandoening te ontdekken. Toch is het belangrijk om vroeg te diagnosticeren, voor zowel ouders als kind en ook voor de andere gezinsleden en mensen in de omgeving van het kind is het goed om te weten wat er aan de hand is en hoe het kind het beste geholpen kan worden met zijn ontwikkeling.

Hoe signaleer je Autisme?

Of een kind autistisch is, wordt vastgesteld door te kijken naar het gedrag.

Bij achttien maanden

In het algemeen begint de bezorgdheid wanneer een kind ongeveer zeventien maanden is. Veel van deze gedragingen zijn ook waar te nemen bij kinderen die zich op een gezonde manier ontwikkelen, maar in die gevallen houdt het afwijkende gedrag na een paar dagen of weken meestal weer op. Ga naar je huisarts als je bezorgd bent.

Redenen voor bezorgdheid bij achttien maanden;
Je kind:

  • maakt slecht oogcontact met je
  • reageert niet meteen wanneer zijn of haar naam wordt genoemd
  • toont weinig interesse in andere mensen
  • lijkt in haar eigen wereld te verkeren
  • heeft een achterstand in de taalontwikkeling – kinderen zijn op deze leeftijd meestal in staat ten minste tien woorden te gebruiken
  • verliest taal – sommige kinderen stoppen woorden te gebruiken die ze eerst wel gebruikten en leren geen nieuwe woorden
  • gebruikt geen gebaren, zoals aanwijzen, om aan te geven dat ze iets wil hebben
  • pakt de hand van een volwassene en legt die op dingen die ze geopend wil hebben in plaats van dat ze gebaart, wijst of oogcontact en taal gebruikt
  • lijkt jouw gebaren, zoals aanwijzen, niet te begrijpen
  • speelt geen fantasiespelletjes, zoals doen alsof ze theevisite houdt
  • lijkt eerder gefascineerd door onderdelen van speelgoed dan dat ze ermee speelt op de manier die de bedoeling is – ze draait bijvoorbeeld voortdurend aan de wieltjes van een speelgoedauto in plaats van ermee over de grond te rijden
  • besteedt veel tijd aan het op een rij zetten van dingen en raakt veel meer van streek dan je zou mogen verwachten als ze verplaatst worden
  • beweegt zich ongebruikelijk – loopt bijvoorbeeld de hele tijd op haar tenen of laat haar handen excessief fladderen
  • staat erop objecten paarsgewijs mee te nemen, een in elke hand, en vaak van dezelfde vorm en kleur.

Drie- tot vijfjarigen

Bij sommige kinderen zal het op driejarige leeftijd duidelijk zijn dat er iets mis is. In de ernstiger gevallen van autisme bijvoorbeeld verkeert het kind misschien voornamelijk in zijn eigen wereld en lijkt het mensen te behandelen als objecten. Hij begrijpt taal misschien niet, lijkt meer gefascineerd door huishoudelijke voorwerpen dan door speelgoed, en zit langdurig heen en weer te schommelen of met zijn handen te fladderen. Anderen hebben veel subtielere symptomen die pas geleidelijk aan zichtbaar worden. Soms worden moeilijkheden duidelijker op de crèche of in de kleuterklas.

Redenen voor bezorgdheid bij drie tot vijf jaar;
Je kind:

  • maakt slecht oogcontact met jou of andere mensen
  • is weinig geïnteresseerd in andere mensen
  • speelt voornamelijk alleen en toont weinig interesse om met andere kinderen te spelen
  • vertoont een ongebruikelijke reactie op verdriet van anderen, lacht of negeert dit bijvoorbeeld
  • valt op door ander gedrag in het kinderdagverblijf of de crèche, zoals rond blijven lopen tijdens het voorlezen terwijl andere kinderen zitten
  • gebruikt taal die erg verschilt van andere kinderen – gebruikt bijvoorbeeld heel weinig taal, gebruikt heel veel taal (maar erg repetitief of langdradig), herhaalt zinnen uit films of tv-programma’s, aapt zinnen na die ze net heeft gehoord (dit wordt vaak ‘echolalie’ genoemd), heeft begripsproblemen
  • heeft weinig of geen interesse in fantasiespelletjes of is in verwarring door het fantasiespel van andere kinderen
  • is niet geïnteresseerd om deel te nemen aan groepsspelletjes als In de maneschijn of staat erop ze op een bepaalde manier te spelen
  • is erg in beslag genomen door bepaalde spelletjes of bepaald speelgoed (speelt bijvoorbeeld dagen achtereen urenlang met hetzelfde) en raakt erg van streek als ze hiermee moet ophouden
  • is gepreoccupeerd met voor jonge kinderen ongebruikelijke dingen zoals lantaarnpalen, traliewerken, aardappelschillers, verkeersborden, stoplichten of logo’s
  • staat erop dat dingen hetzelfde blijven – bijvoorbeeld dat prullaria op precies dezelfde plek blijven staan
  • is gesteld op vaste routines – wil bijvoorbeeld naar een bepaalde kamer toe en op een bepaalde stoel zitten voordat ze iets anders doet
  • vertoont ongebruikelijke motoriek, zoals ronddraaien of heen en weer schommelen
  • maakt ongebruikelijke hand- of vingerbewegingen – fladdert bijvoorbeeld met de handen of beweegt de vingers voor zijn ogen heen en weer
  • is gefascineerd door de patronen of bewegingen van alledaagse voorwerpen – zet bijvoorbeeld boeken of autootjes op een rij, of beweegt telkens van haar hand heen en weer en bekijkt het patroon dat ze maakt
  • is erg gevoelig voor geluid en drukt bijvoorbeeld vaak de handen tegen zijn oren of raakt erg van streek van harde geluiden die andere mensen niet lijken te deren
  • is erg gevoelig voor geuren – ruikt bijvoorbeeld vaak aan voedsel voordat hij het opeet of besnuffelt herhaaldelijk kleding of andere mensen
  • heeft een erg gevoelige tastzin – aait bijvoorbeeld langdurig voorwerpen of heeft een zodanige afkeer van bepaalde stoffen dat de aanraking ervan hem overstuur maakt.

Zes- tot elfjarigen

Sommige kinderen met ASS zullen subtielere moeilijkheden hebben (zoals bij een milde vorm van Asperger-syndroom) en ontsnappen misschien aan de aandacht van anderen totdat ze ouder zijn en er meer van hun sociale vaardigheden wordt gevraagd. Als een kind ouder wordt, zijn volwassenen en leeftijdgenoten minder tolerant ten opzichte van sterk afwijkend sociaal gedrag dan tijdens de kleutertijd. Naarmate een kind opgroeit, beginnen sociale moeilijkheden meer op te vallen.

Redenen voor bezorgdheid bij zes tot elf jaar;
Je kind:

  • maakt slecht oogcontact;
  • gebruikt nauwelijks eenvoudige gebaren als aanwijzen, wenken, zwaaien of het ‘shhh’-teken met de vinger dat ‘stil zijn’ betekent
  • heeft geen goede vriendjes van dezelfde leeftijd
  • toont zijn leerkracht geen tekeningen tenzij hem dat gevraagd wordt
  • vindt het veel moeilijker iets gezamenlijk te doen dan andere kinderen
  • kan moeilijk beurt afwisselen en wil altijd als eerste aan de beurt zijn
  • lijkt onverschillig voor de gevoelens van andere kinderen
  • zegt voortdurend hetzelfde
  • initieert geen fantasiespel met andere kinderen en beleeft er geen plezier aan
  • is nauwelijks tot een gesprek te bewegen over iets dat jij wilt bespreken
  • praat naar je gevoel ‘tegen’ je, zonder zich af te vragen of jij geïnteresseerd in of verveeld bent door het onderwerp waarover ze praat
  • is gefascineerd door een tijdrovend en nogal vreemd thema, en leert bijvoorbeeld de capaciteit van alle voetbalstadions uit de competitie uit zijn hoofd
  • praat op een beetje ongebruikelijke manier – bijvoorbeeld op een luide, uitdrukkingsloze toon of met een afwijkend accent
  • wil lange perioden met dezelfde dingen spelen en met niets anders
  • fladdert met haar handen of vertoont merkwaardige motoriek wanneer ze van streek of opgewonden is.

Twaalf tot zeventienjarigen

In de meeste gevallen worden problemen op het autismespectrum ontdekt voordat een kind de puberteit bereikt. ASS ontwikkelt zich niet plotseling op deze leeftijd. Als jouw kind zich normaal heeft ontwikkeld en een plotselinge, dramatische gedragsverandering vertoont tijdens de pubertijd, is het onwaarschijnlijk dat ASS daar de oorzaak van is. De puberteit is een periode van verandering en het is niet ongebruikelijk dat jongeren dan onafhankelijkheid zoeken. Dat veroorzaakt vaak conflicten in het gezin en hoewel het een moeilijke periode is voor ouders, is het een normaal proces dat bij de ontwikkeling hoort. Als je erg ongerust bent, moet je echter een arts raadplegen, omdat andere problemen of ziekten zich wel in de puberteit kunnen openbaren. Soms vermoeden ouders al enige tijd dat hun kind een beetje anders is. Ze hebben misschien gedrag opgemerkt dat hierboven beschreven is, maar hebben dat goedgepraat door te zeggen dat het kind verlegen of introvert is – vooral als een van de ouders of familieleden een soortgelijke persoonlijkheid heeft. Dit is waarschijnlijk de beste verklaring. Maar als je terugkijkend meerdere van de beschreven gedragingen herkent en blijvende problemen opmerkt op de volgende gebieden, moet je een arts raadplegen.

Redenen voor bezorgdheid bij twaalf tot zeventien jaar;
Je kind:

  • maakt slecht oogcontact
  • heeft vlakke of ongebruikelijke gezichtsuitdrukkingen
  • maakt of behoudt moeilijk vrienden
  • vertoont in gesprekken gebrek aan begrip voor de behoeften van anderen
  • kan slecht gissen hoe anderen denken of voelen en beoordeelt dus vaak verkeerd
  • wat hij moet doen of zeggen in sociale of emotionele situaties
  • vertoont sociaal ongepast gedrag
  • vertoont een obsessieve behoefte aan vaste routines
  • heeft de neiging heel letterlijk te zijn
  • vertoont dwangmatig gedrag.

Achtergrondinformatie en kernsymptomen van Autisme

1. Sociale interactie

Het eerste kernsymptoom van ASS heeft betrekking op wederkerige sociale interactie. Erg op jezelf zijn, gênant gedrag vertonen of onhandig zijn in sociale situaties is op zich niet voldoende. Het probleem komt vooral duidelijk naar voren bij interacties met gelijken. In het geval van jonge kinderen zijn dat andere kinderen, en niet volwassenen. Die zijn immers graag bereid ongemakkelijke sociale situaties weg te poetsen. Een duidelijk teken van afwezigheid van wederkerige sociale interactie, is wanneer de neiging ontbreekt om met andere kinderen om te gaan.

Specifieke gedragskenmerken op dit gebied zijn:

  • extreem gebrek aan belangstelling voor andere mensen
  • atypisch oogcontact: de persoon maakt nauwelijks oogcontact of staart anderen juist te lang aan en maakt inbreuk op hun persoonlijke ruimte
  • gebrek aan wederkerigheid (niet om de beurt praten, geen dialoog, alleen een monoloog)
  • liever alleen zijn
  • moeite om in te schatten wat anderen voelen of denken
  • niet goed weten hoe te reageren op het gedrag van anderen
  • moeite met het aflezen van de emoties van anderen uit hun gezichtsuitdrukking, stem of houding
  • moeilijk kunnen accepteren dat er verschillende manieren zijn om ergens tegenaan te kijken en niet slechts één juiste manier.
(*Kenmerkender voor klassiek autisme dan voor het Asperger-syndroom.)

2. Communicatie

Het tweede kernsymptoom, dat met het eerste samenhangt, betreft communicatie. In essentie hangt het vermogen tot communicatie af van de erkenning dat er een boodschap wordt overgebracht. Voorwaarde is dat de ene persoon wenst te communiceren en de ander de boodschap wenst te ontvangen. Die communicatie hoeft niet per se de vorm te hebben van gesproken woorden, het kan ook om gebaren of gezichtsuitdrukkingen gaan. Zonder de signalen die met het zenden en ontvangen van een boodschap gepaard gaan, is er geen sprake van werkelijke communicatie.

Specifieke gedragskenmerken op dit gebied zijn:

  • echolalie (het apraten van woorden of zinnen*)
  • neologismen (het gebruik van zelfverzonnen woorden in plaats van gebruikelijke benamingen*)
  • letterlijk opvatten van taal
  • taalachterstand in verschillende gradaties*
  • taalgebruik dat niet past binnen de sociale context (afwijkingen in pragmatisch taalgebruik)
(*Kenmerkender voor klassiek autisme dan voor het Asperger-syndroom.)

3. Herhaling

Het derde kernsymptoom heeft betrekking op herhalend gedrag en beperkte interesses. Wat is er precies zo autistisch aan dit soort verschijnselen die de meeste ouders van jonge kinderen niet geheel onbekend voorkomen? Wat typerend is voor autisme, is dat zulke herhalingen zover kunnen gaan en dat die interesses iets obsessiefs krijgen. Zulk herhalend gedrag kan ook worden opgevat als een extreme koppigheid. Er is in feite sprake van een sterk verzet tegen verandering en een grote weerzin tegen nieuwe dingen. Elke dag weer precies hetzelfde doen – naar dezelfde video kijken, precies hetzelfde eten – dat is het soort extreme gedragspatroon dat bij autistische kinderen wordt aangetroffen. Bij autistische volwassenen valt dit gedrag niet zo duidelijk op, omdat zij inmiddels vaak een groter repertoire aan gedragspatronen hebben aangeleerd.

Specifieke gedragskenmerken op dit gebied zijn:

  • Fladderen met de handen*
  • draaien met het lichaam*
  • obsessieve interesses (bijvoorbeeld alles aanraken, stenen verzamelen, lieveheersbeestjes verzamelen, informatie over een beperkt onderwerp verzamelen, enzovoort)
  • dingen op een rijtje zetten
  • draaien aan de wieltjes van een speelgoedauto en gehypnotiseerd raken door draaiende voorwerpen (zoals een wasmachine, ventilator, molenwieken)
  • sterk herhalend gedrag
  • ernstige woede-uitbarstingen bij verandering
  • splintervaardigheden of eilandjes van intelligentie
  • ongewoon geheugen
  • behoefte om alles hetzelfde te houden
(*Kenmerkender voor klassiek autisme dan voor het Asperger-syndroom.)

Kenmerken die niet duidelijk binnen de kernsymptomen vallen

  • op bepaalde vlakken een benedengemiddeld IQ of een verstandelijke beperking*
  • verhoogde kans op epilepsie*
  • zelfverwonding*
  • overgevoeligheid voor bepaalde geluiden, stoffen op de huid, smaken, geuren en temperaturen
(*Kenmerkender voor klassiek autisme dan voor het Asperger-syndroom.)

Verschillende typen

  • het Asperger-syndroom (IQ hoger dan 85, geen vertraagde taalontwikkeling), hierna verder toegelicht
  • hoogfunctionerend autisme (IQ hoger dan 85, wel een vertraagde taalontwikkeling)
  • gemiddeldfunctionerend autisme (IQ van 71 tot 84, met of zonder vertraagde
  • taalontwikkeling)
  • laagfunctionerend autisme (IQ lager dan 70, met of zonder vertraagde taalontwikkeling).
  • atypisch autisme (atypisch vanwege de late aanvang of vanwege de aanwezigheid van slechts een van de twee hoofdkenmerken)
  • PDD-NOS (Pervasive Developmental Disorder Not Otherwise Specified) (de kenmerken zijn niet in voldoende mate aanwezig voor een uitgesproken diagnose autisme of Asperger-syndroom, maar de persoon heeft meer autistische trekken dan de meeste mensen).

Syndroom van Asperger

Elk autistisch kind is weer anders. Bovendien zijn er vormen van autisme die niet zo vroeg te zien zijn, zoals het syndroom van Asperger. Daarbij gaat om het kinderen die meer dan gemiddeld intelligent zijn, problemen hebben in het contact met anderen, afwijkend en eenzijdig gedrag vertonen, en vaak een andere of verstoorde taalontwikkeling hebben.

Kinderen met Asperger zijn niet opvallend anders in hun babytijd, maar geven pas echt reden tot bezorgdheid tegen de tijd dat ze naar school gaan. Vaak zijn ze heel taalvaardig en intelligent, waardoor het doorgaans moeilijk is om te begrijpen wat er aan de hand is.

Ook voor Asperger zijn er signalen die ouders en leerkrachten aan het denken moeten zetten:

  • het kind spreekt niet of nauwelijks, of heeft een vreemde spraak (met name de spreektoon is vreemd)
  • het kind herhaalt klanken of doet ze na
  • het kind verwijst naar zichzelf als 'jij', 'zij' (of 'hij'). Dit is normaal gedrag tot een jaar of 3, maar daarna niet meer
  • het kind heeft een opvallend woordgebruik (niet passend bij de leeftijd of de situatie)
  • het kind is niet in staat om echt een gesprek te voeren, spreekt niet vloeiend in alle situaties, of kan alleen over een zelf gekozen onderwerp goed praten
  • het kind kan niet goed met andere kinderen samen spelen (let op: dit is normaal tot en met de peutertijd en vaak ook nog de kleutertijd. Pas daarna is het minder normaal)
  • het kind lijkt niet te begrijpen wat de normen in de klas zijn. (Hij of zij uit openlijk kritiek op de leraar, wil niet meedoen met groepsspelletjes, is niet gevoelig voor gedragscodes)
  • het kind is snel van slag door sociale of andere gebeurtenissen
  • het kind heeft een onevenwichtige verhouding met volwassenen (te intens, of juist moeite om een relatie aan te gaan)
  • het kind vertoont heftige reacties op inbreuk van de persoonlijke ruimte, verzet zich heftig tegen aansporingen (zoals opschieten).

Leerproblemen en gedragsproblemen

Ongeveer 75% van de autistische kinderen krijgt leerproblemen. En als er leerproblemen zijn, is er ook een verhoogd risico op gedragsproblemen. Vooral de intelligentere kinderen lopen een risico: ze hebben vaker dan normaal ADHD (attention deficit hyperactivity disorder oftewel een aandachtstekort-stoornis met hyperactiviteit) of ze lijden aan depressie of een angststoornis. Kinderen met een gemiddeld tot hoge intelligentie en een goede taalvaardigheid redden het in de maatschappij gemakkelijker dan andere kinderen met een autistische stoornis. Dat betekent dat het onderwijs aan deze kinderen zich vooral op de communicatieve aspecten zou moeten richten. Als het kind zich goed kan uitdrukken, dus als hij op een sociaal aanvaardbare manier kan communiceren in verschillende situaties (vragen stellen, behoeften en wensen uitdrukken), dan kan dat leiden tot een grotere zelfstandigheid en een hogere kwaliteit van leven.

Oudercursussen

Ouders van kinderen met ASS kunnen oudercursussen of workshops volgen voor hulp bij de opvoeding van hun kind

Wilt u een afspraak maken of wenst u meer informatie over de behandeling van Autisme bij kinderen en jeugdigen, dan kunt u een e-mail sturen naar mevr. Milou Scholten, m.scholten@eclg.nl. of bellen naar 085 - 877 16 73.