Eetstoornissen bij kinderen

De verschillende type eetproblemen

Eetstoornissen bij kinderen en jeugdigen

Eten moeten we allemaal, maar eten gaat niet vanzelf. Al vanaf de geboorte is het wel of niet, of genoeg, eten een belangrijk onderwerp. Het leren eten gaat in stapjes, van melk naar zacht naar vast, van neutrale smaken naar uitgesproken smaken naar uiteindelijk zelfs wat pittig. Eten is eigenlijk ook een vaardigheid die tot ontwikkeling moet komen. Een vaardigheid waarbij ook problemen kunnen ontstaan.

Bij jonge kinderen kunnen er eetproblemen ontstaan door lichamelijke problemen (het doet pijn) of doordat kinderen iets heel erg vies vinden. Er ontstaat dan een probleem van niet of nauwelijks eten. De druk wordt dan vaak wat opgevoerd, omdat er al snel zorgen ontstaan wanneer een kind niet (genoeg) eet. Er komt dan ook een (sociale) spanningsfactor bij. Deze spanningsfactor kan het niet eten versterken.

Er kunnen ook problemen ontstaan als deze spanning uit andere (omgevings)bronnen komt. Bijvoorbeeld spanning en onrust in het gezin, ruzies, hoge eisen of veel gejaagdheid kunnen ook letterlijk en figuurlijk de ‘zin’ in eten verminderen.

Verschillende type eetproblemen

Bij kinderen van 0-3 jaar:

  • Aan eetproblemen van Type I liggen pedagogische problemen ten grondslag. De kinderen eten minder dan gemiddeld maar groeien voldoende en functioneren goed. Er zijn geen aanwijzingen voor een onderliggende ziekte. De ouders zijn bang dat ze te weinig eten en denken bovendien dat hieraan een medisch probleem ten grondslag ligt. Als de ouders tijdens het eten te veel druk uitoefenen kan er gemakkelijk een eetaversie ontstaan. Wanneer er toch al gedragsproblemen (in ontwikkeling) waren, is het risico van het ontstaan van een eetprobleem nog groter.
  • Eetproblemen van Type II hebben extreem selectieve eters tot onderwerp. Het betreft kinderen met een zogenaamde sensory food aversion. Het gedrag van deze kinderen gaat veel verder dan de angst voor onbekende of nieuwe voedingsmiddelen of een extreme afkeer of weerstand tegeneen bepaalde soort voedsel, zoals bijvoorbeeld vis. Het selectieve eetgedrag dat hieruit voorkomt kan gemakkelijk leiden tot tekorten aan bijvoorbeeld vitaminen of mineralen. Deze kinderen reageren vaak ook overgevoelig op andere prikkels zoals vieze handen of voeten en bepaalde geluidprikkels.
  • Eetproblemen van Type III zijn eetproblemen als gevolg van lichamelijke ziekten. Darmziekten, stofwisselingsstoornissen, anatomische afwijkingen, hartaandoeningen slikstoornissen kunnen eetstoornissen veroorzaken. Als de problematiek lang aanhoudt en de onaangename associaties niet afnemen, kan eetaversie ontstaan die kan uitmonden in pathologische voedselweigering.
  • De eetstoornis van Type IV* betreft pathologische voedselweigering. Het is een ernstige eetstoornis die extreem vermijdingsgedrag van vrijwel alle soorten voedsel impliceert. De eetstoornis kan zich op verschillende manieren manifesteren:
    -    een eetaversie waarbij vermijdingsgedrag voorop staat
    -    een slikangst waarbij het eten wel in de mond wordt genomen maar niet wordt doorgeslikt.
    De voedingsproblemen zijn in de meeste gevallen ontstaan door lichamelijke problemen. Nadat de medische oorzaak is weggenomen, bijvoorbeeld door een operatie, blijft het eten voor het kind beladen met negatieve associaties. Er ontstaat vaak een eetstrijd tussen het kind en de ouders. Het kan leiden tot isolatie en groeivertraging. Het hongergevoel lijkt bij deze kinderen te ontbreken.

* Bij de eetstoornis van type IV is specialistische zorg in een centrum gespecialiseerd in eetstoornissen noodzakelijk.ECLG biedt deze vorm van zorg niet.

Bij kinderen in de basisschoolleeftijd:

  • Selectieve eters consumeren slechts enkele producten. De stoornis heeft niet zozeer invloed op de lichamelijke ontwikkeling, maar wel op het sociaal functioneren van de kinderen.
  • Restrictieve eters hebben een normaal gevarieerd eetpatroon, maar geven weinig om eten. Deze kinderen bevinden zich onderaan de groeicurven.
  • Kinderen met emotioneel bepaalde eetproblemen eten te veel of te weinig uit spanning of onbehagen, als gevolg van angstgevoelens na een traumatische ervaring. Voedselweigering als gevolg van een verstoorde interactie valt ook hieronder.
  • Kinderen met een compleet of atypisch beeld van anorexia of boulimia nervosa. Deze kinderen zijn in tegenstelling tot de andere drie categorieën erg gericht op hun voeding en lichaam.

Vroege Anorexia Nervosa kan vanaf een jaar of zeven optreden en heeft eenzelfde definitie als die op adolescente of volwassen leeftijd maar er zijn verschillen. Het gaat vaak om kinderen met weinig capaciteit tot zelfwaardering en een laag vermogen om gedachten en gevoelens onder woorden te brengen. Deze kinderen zullen de ontevredenheid met het eigen lichaam dus vaak niet vertellen. Daarnaast is de fysieke impact op jonge leeftijd vaak groot en onomkeerbaar.

Bij pubers en volwassen:

  • Anorexia nervosa (anorexia): Als je anorexia hebt eet je veel minder dan je nodig hebt om je goed te ontwikkelen en op te kunnen letten op school of je huiswerk goed te maken. Hierdoor ben je te klein of te dun. Bovendien ben je waarschijnlijk bang om aan te komen of vind je jezelf te dik en zit je bijna nooit stil. Als je hele erge anorexia hebt, kan het zelfs zijn dat je wel eens flauwvalt of niet (meer) ongesteld wordt. Het (te) weinig eten geeft je een gevoel van zekerheid en controle.
  • Boulimia nervosa (boulimia): Als je boulimia hebt, ben je bang om zwaarder of dik te worden. Soms lukt het om niet te eten maar heb je daarna zulke trek dat je in één keer heel veel eet, dat heet een eetbui. Als je een eetbui hebt, heb je tijdens die eetbui het gevoel dat je pas kan stoppen als alles op is. Om te zorgen dat je niet zwaarder wordt, spuug je het eten dat je hebt gegeten uit of gebruik je pillen die er voor zorgen dat je je eten heel snel uitpoept. Soms ga je ook heel veel bewegen om niet zwaarder of dik te worden.
  • Eetstoornis niet anders omschreven: Dit zijn alle eetstoornissen die wel lijken op anorexia of boulimia maar toch net anders zijn. Een voorbeeld is de eetbuistoornis (in het Engels: Binge Eating Disorder). Bij de eetbuistoornis heb je wel eetbuien maar ga je daarna niet spugen, een pilletje nemen om snel te poepen of meer bewegen. Wel heb je na de eetbui waarschijnlijk een heel rottig gevoel waardoor je even nergens zin in hebt en niemand wil zien.

Behandeling van eetstoornissen

Binnen ECLG wordt behandeling bij eetproblemen (type I, II en III) geboden. De behandeling die wij bieden valt onder de generalistische basis-GGZ. Dit betekent dat de problematiek licht tot matig is. Bij ernstige eetproblemen of een eetstoornis is specialistische behandeling noodzakelijk en kunt u terecht bij een in eetstoornissen gespecialiseerde kliniek of instelling.

Wilt u meer weten?

Wilt u een afspraak maken of wenst u meer informatie over de behandeling van eetstoornissen bij kinderen en jeugdigen, dan kunt u een e-mail sturen naar mevr. Milou Scholten, m.scholten@eclg.nl. of bellen naar 085 - 877 16 73.