Dwangstoornissen

Dwangstoornissen bij kinderen kunnen al op een vroege leeftijd ontstaan

Dwangstoornissen bij kinderen en jeugdigen

Veel kinderen en jongeren hebben een periode dat ze bijvoorbeeld stoeptegels moeten tellen op weg naar school, of dat ze precies over de witte streep moeten fietsen. Dat is geen dwangstoornis, omdat zoiets maar kort duurt en ze kunnen er gemakkelijk mee stoppen.

Ook hebben veel kinderen en jongeren (en volwassenen ook nog steeds) vaste maniertjes waarop ze graag dingen doen, bijvoorbeeld in welke volgorde ze de dingen doen nadat ze ’s ochtends zijn opgestaan en waar ze zitten aan tafel, maar ook dit is geen dwangstoornis omdat er het ook anders zou kunnen. Vaste gewoonten of dwingende gedachten worden pas een stoornis als ze niet meer verdwijnen, als het je niet lukt om ermee te stoppen en als je er dus steeds last van hebt.

Een dwangstoornis kan al op vroege leeftijd ontstaan. In het begin worden de klachten door de ouders vaak niet herkend, de angst is dan nog passend bij waar het kind mee bezig is en de rituelen passen bij het zelfstandig dingen leren doen. Geleidelijk aan kan het duidelijk worden dat het toch meer is dan dat, namelijk wanneer het kind bijvoorbeeld ouders en familieleden betrekt in allerlei rituelen (bijvoorbeeld eisen dat kleren herhaaldelijk worden gewassen, herhaaldelijk vragen om geruststelling) of wanneer het in de weg staat van de dagelijkse activiteiten van een kind, niet meer naar school gaan, geen zin meer hebben in sport of muzieklessen.

Een dwangstoornis kan uit twee aspecten bestaan

Ten eerste zijn er continu gedachten over iets waar diegene bang voor is of zich voor schaamt. Het lukt niet de gedachten te stoppen, ze dringen zich voortdurend op. Dit heten dwanggedachten of obsessies.

Voorbeelden van dwanggedachten

  • gedachten over ongelukken die jou of iemand anders kunnen overkomen
  • gedachten over rampen die gebeuren doordat jij iets doet of laat
  • gedachten dat je besmet raakt door vuil of ziektekiemen
  • gedachten dat je gewelddadige dingen gaat doen.

Ten tweede voelt iemand met drang steeds iets te moeten doen. De drang om iets te doen kan niet tegengehouden worden. Dit heten dwanghandelingen of compulsies.

Voorbeelden van dwanghandelingen

  • steeds je handen wassen
  • keer op keer controleren of de deur wel op slot zit
  • alles op tafel rechtleggen
  • in gedachten steeds bepaalde woorden zeggen.

Bij dwang lukt het niet om met de gedachten of de handelingen te stoppen en dit kan ertoe leiden dat iemand vele uren per dag er mee bezig is en er erg veel last van heeft.

De dwang blijft vaak bestaan omdat de dwanggedachten erg veel angst oproepen en dat dwanghandelingen zoals geruststelling zoeken of dingen doen/rechtleggen deze spanning een beetje verminderd. Zo lijkt het weer te doen om verder te gaan met de dagelijkse dingen. Hiermee zijn de gedachten alleen niet opgelost, ze zijn juist alleen maar sterker en bevestigd. Door de dwanghandeling uit te voeren, is de dwanggedachte niet uitgekomen. Dit is vaak een goede reden om er mee door te gaan, het geeft zekerheid. Maar wanneer dit een vast patroon wordt, nemen de dwanghandelingen steeds meer tijd in en lukt het juist daardoor niet om weer verder te gaan met de dagelijkse dingen. Toch moet het wel worden uitgevoerd, want anders wordt de spanning die de gedachten oproepen ondragelijk. Hierdoor beschrijven mensen met dwang vaak dat ze ‘vast zitten’. Ze voelen zich verloren en in de macht van de dwang.

Er is niet één vaste oorzaak waardoor een dwangstoornis kan ontstaan. Er spelen meerdere dingen een rol en vaak gaan ze samen. Erfelijkheid speelt een rol wanneer een ouder ook een dwangstoornis heeft (gehad) of heel erg perfectionistisch is. Het kan zijn dat het kind in aanleg op deze ouder lijkt en meer kans heeft om hier ook last van te krijgen.

Daarnaast gaat het altijd samen met dingen die in het leven van het kind zijn gebeurd. Wanneer het kind bijvoorbeeld te maken heeft gehad met plotselinge veranderingen, angstige gebeurtenissen, strenge regels, hoge eisen of veel kritiek kan het zijn dat het kind zich zo machteloos heeft gevoeld, dat het op zoek gaat naar een manier om grip te krijgen, door controle te krijgen. Door dwanghandelingen, heel precies bepaalde taken te moeten uitvoeren, kunnen angstige (dwang)gedachten minder spanning geven.

Hoge verwachtingen op school

Er wordt van kinderen op de basisschool veel verwacht, ze maken een enorme groei door in alles wat ze kunnen en leren. Goede cijfers halen wordt belangrijk, terwijl ze ook graag willen spelen met vriendjes/vriendinnetjes. Deze combinatie kan soms tot veel spanning leiden. Ook wanneer kinderen naar een nieuwe fase gaan, nieuwe dingen moeten leren en in een nieuwe situatie terecht komen, kan dit spanning geven. Een beetje spanning hoort erbij, maar bij te veel spanning en het gevoel de controle te verliezen, kan dwang ontstaan. Bij pubers komt er in korte tijd veel op hun af waar ze vaak geen controle over hebben. De veranderingen in de puberteit, lichamelijk, seksueel, vriendschappelijk en dit allemaal aan het begin van de middelbare school kan soms voor iets te veel tegelijk zorgen.

Ook na de puberteit, als mensen in weer een andere een levensfase komen waarin veel van ze gevraagd wordt, zoals het beginnen met een studie, zelfstandig gaan wonen, voor het eerst een serieuze relatie aangaan, is de kans aanwezig om een dwangstoornis te ontwikkelen.

Dwang kan ook samengaan met andere problemen of een uiting zijn van een ander probleem. Bijvoorbeeld somberheid (depressie), paniek (angststoornis), tics (Gilles de la Tourette), eetproblemen (eetstoornissen), haren uittrekken (trichotillomanie), het vasthouden van starre gewoontes (autisme) of zelfs verwardheid en waandenkbeelden (psychose – komt weinig voor bij kinderen).

Behandeling van dwangstoornissen bij kinderen

Een dwangstoornis is vaak goed te behandelen, maar het is wel hard werken. Mensen met dwang zijn erg sterk in hun gedachten. Om te leren dat je ook iets anders kunt denken, vraagt doorzettingsvermogen.

De behandeling kan uit verschillende onderdelen bestaan:

Voorlichting: Je krijgt informatie over dwangstoornissen: hoe kunnen ze ontstaan, hoeveel jongeren hebben er last van, hoe kun je er het beste mee omgaan, enz.

Individuele gesprekstherapie: Met een therapeut bespreek je één op één hoe je jouw klachten kunt verminderen en daar oefen je mee. Er wordt gebruik gemaakt van een werkboek en cognitieve gedragstherapie. De naam zegt al dat zowel het anders denken als het doen aangeleerd wordt.

Medicijnen: Die kunnen de angstklachten minder heftig maken. Medicijnen zijn nooit de enige behandelvorm. Ze worden alleen gebruikt om de rest van de behandeling te ondersteunen.

Ook als de dwangklachten te maken hebben met een ander psychisch probleem, bijvoorbeeld depressie of een eetstoornis, dan kun je daar behandeling voor krijgen.

Wilt u meer weten?

Wilt u een afspraak maken of wenst u meer informatie over de behandeling van dwangstoornissen bij kinderen en jeugdigen, dan kunt u een e-mail sturen naar mevr. Milou Scholten, m.scholten@eclg.nl. of bellen naar 085 - 877 16 73.