Gedragsproblemen bij kinderen

Opstandig, antisociaal of agressief gedrag

Gedragsproblemen en gedragsstoornissen bij kinderen en jeugdigen

Een boos en opstandig kind hoort en van tijd tot tijd bij, in de peutertijd is het zelfs een belangrijke fase in de ontwikkeling van de persoonlijkheid, maar lastig is het wel. In de leeftijd van 2-5 jaar komen er geregeld aanvallen van boosheid en driftigheid bij. Sommige kinderen zijn dan zeer moeilijk te bedaren en te troosten. Meestal zakt deze felheid vanzelf weer af met een momentje rust. In deze leeftijd komt de persoonlijkheidsontwikkeling tot stand (de eigen wil) en wordt de behoefte om dit te laten zien groter. Echter lukt het kinderen vaak nog niet dit in woorden uit te leggen. Ook willen ze al dingen kunnen, ze zien immers anderen het ook doen, maar vaak lukt dit nog niet, omdat ze er qua denken of doen nog niet toe in staat zijn. Dit zorgt voor een hoop frustratie.

Wanneer de aanvallen zeer vaak voorkomen, wanneer het kind niet zelf of met een beetje hulp tot rust kan komen of wanneer ze langer aanhouden dan gezien de leeftijd passend is, dan ontstaan er zorgen. Zowel thuis als op school wordt het moeilijker het kind te begrijpen en het schoolwerk en de sociale contacten gaan leiden onder de gedragsproblemen.

Een gedragsprobleem is niet hetzelfde als een gedragsstoornis!

Een gedragsprobleem is niet hetzelfde als een gedragsstoornis. Bij gedragsproblemen is het belangrijk te kijken naar de ontwikkeling van het kind (taal, motoriek, intelligentie) en de omgeving van het kind (gezin, school, vrienden). Zijn er redenen waarom het kind niet kan uitvoeren/duidelijk maken wat hij/zij wil? Is het instaat contact aan te gaan en te onderhouden met andere kinderen? Spelen de problemen zich in alle sociale situaties af? Allereerst moet er gekeken worden of er knelpunten zijn die opgelost kunnen worden zodat het kind weer lekker in zijn vel komt te zitten.

Wanneer de gedragsproblemen, met enige mate van ondersteuning, niet opgelost kunnen worden, zou het kunnen zijn dat er sprake is van een gedragsstoornis. Kinderen met gedragsstoornissen laten drie vormen van ongewenst gedrag zien: oppositioneel (opstandig) gedrag, antisociaal gedrag en agressief gedrag.

1. Opstandig gedrag

Dit kan zich bijvoorbeeld uiten in:

  • driftig gedrag
  • vaak ruzie hebben met volwassenen
  • weigeren om zich te voegen naar regels van volwassenen
  • anderen met opzet irriteren
  • prikkelbaar gedrag
  • boos en gepikeerd gedrag

2. Antisociaal gedrag

Er is sprake van probleemgedrag dat ernstiger is dan bij opstandig gedrag. Dit kan zich bijvoorbeeld uiten in:

  • vechten
  • stelen (vaak in samenwerking met leeftijdsgenoten in tegenstelling tot gedragsgestoorde kinderen waarbij het stelen veelal alleen wordt uitgevoerd)
  • liegen
  • spijbelen
  • gedrag dat leidt tot een schorsing van school of club
  • niet gevoelig zijn voor straf
  • niet tonen van spijt en/of goedmaakgedrag
  • kil narcisme (opgeblazen gevoel van eigenwaarde, geen empathie)
  • een antisociale levensstijl
  • seksueel grensoverschrijdend gedrag

3. Agressief gedrag

Bij zowel opstandig gedrag als antisociaal gedrag kan het gaan om een gedragsprobleem zonder of met enige mate van agressie. Wanneer er sprake is van van agressie is onderscheid te maken in:

  • fysiek agressief gedrag (stompen, slaan, knijpen, schoppen, vechten, vernielen)
  • verbaal agressief gedrag (uitschelden, kwetsen, vernederen, bedreigen, pesten)
  • relationeel agressief gedrag (onjuiste geruchten verspreiden over een andere jeugdige om deze buiten de groep te sluiten, uit wraak vriendschap sluiten met een derde)

Oorzaken van gedragsstoornissen

1. Gedragsstoornissen met een vroeg begin

Gedragsstoornissen die beginnen voor het tiende jaar ontstaan vanuit een wisselwerking tussen de kwetsbaarheid van het kind en de omgevingsfactoren.

De kwetsbaarheid van het kind kan veroorzaakt worden door problemen tijdens de zwangerschap (bijvoorbeeld roken) en bij de geboorte (bijvoorbeeld laag geboortegewicht, zuurstoftekort), maar vooral door erfelijkheid en de werking van de hersenen. Hersenen bestaan uit circuits waarin stoffen een rol spelen die voor de prikkeloverdracht tussen zenuwen zorgen. De hersencircuits dragen zorg voor functies als de aandacht, het onderdrukken van impulsen en het beheersen van emoties. Kleine afwijkingen in de circuits kunnen leiden tot verstoringen van deze functies. Als gevolg hiervan komen aandachtsproblemen voor, impulsiviteit, overbeweeglijkheid en heftig reageren. Deze kunnen al in de eerste levensjaren te zien zijn. We spreken dan van een moeilijk temperament dat zich in de kleutertijd verder kan ontwikkelen tot ADHD of Opstandige gedragsstoornis of beide tegelijk. Daarnaast zijn sommige kinderen minder gevoelig voor pijn en verdriet van anderen; ook zijn ze minder gevoelig voor straf. Ten slotte kan het vermogen om te denken en het taalvermogen minder goed aangelegd zijn. Deze zijn belangrijk om ingewikkelde sociale situaties goed te begrijpen of er met woorden goed mee om te gaan.

Omgevingsfactoren kunnen het ontstaan van gedragsstoornissen bevorderen en in stand houden. De omgeving bestaat uit het gezin, de buurt, de school (leerkrachten en leeftijdsgenoten), (sport)clubs, vrienden en televisie/videospellen.

Jonge kinderen willen hun zin doordrijven. Peuters worden dwars en boos of vertonen driftbuien als ouders grenzen stellen. Deze conflicten komen vaker voor, zijn heftiger en duren langer wanneer jonge kinderen een moeilijk temperament hebben of een zich ontwikkelende ADHD, Opstandige gedragsstoornis of beide en het is dan moeilijker om grenzen te stellen en consequent te blijven. Ouders geven eerder toe om het conflict uit de weg te gaan, maar wanneer ouders herhaaldelijk toegeven, kunnen kinderen denken hun zin te krijgen met schreeuwen, schelden en slaan. De kans dat ze dit gedrag vaker gaan vertonen neemt dan toe. Op school worden er ook grenzen gesteld en nu hebben ze moeite om de grenzen van de leerkracht te accepteren. Als ze in het contact met andere kinderen hun zin doordrijven, zich overheersend opstellen of impulsief gedrag vertonen, bestaat het gevaar dat ze minder vaak worden uitgenodigd voor verjaardagspartijtjes of om na school te spelen. Dit alles ervaren ze als afwijzing, ze gaan zich eenzaam voelen en anderen als vijandig ervaren. Omdat ze denken dat anderen het slecht voor hebben met hen, gaan ze agressieve middelen gebruiken om eigen doelen te bereiken.

Gedragsstoornissen met een vroeg begin worden veelal veroorzaakt door een combinatie van erfelijke kwetsbaarheid en omgevingsfactoren.

2. Gedragsstoornissen die later aanvangen

Bij sommige kinderen ontwikkelen gedragsstoornissen zich pas na het tiende jaar. Over de factoren die aan deze vorm ten grondslag liggen is minder met zekerheid bekend. Vaak is er sprake van een combinatie van heftige gezagsconflicten, onvoldoende zicht van de ouders op het doen en laten van het kind en de aansluiting bij een groep leeftijdgenoten met lichte of ernstiger vormen van delinquentie (criminaliteit). Het ongewenste gedrag is vaak van beperkte duur, onder andere doordat deze kinderen in vergelijking met die van de vorm met een vroeg begin veel beter zijn toegerust met schoolse en sociale vaardigheden die ze zich in de schoolleeftijd hebben eigen gemaakt.

Behandeling van gedragsstoornissen

De behandeling is erop gericht de ouders te helpen om beter met het moeilijke gedrag van hun kind om te leren gaan én het kind te helpen beter te reageren op de problemen van het dagelijkse leven. In veel gevallen is het wenselijk dat de school bij de behandeling betrokken wordt. De grote groep kinderen die bovendien ADHD hebben zijn vaak gebaat bij het gebruik van geneesmiddelen.

Specifieke opvoeding

De ouders kunnen geholpen worden om het gedrag van hun kind in de goede richting om te buigen. Een "normale" opvoeding is vaak onvoldoende bij kinderen met gedragsstoornissen. Er is meer nodig om kinderen met gedragsstoornissen te helpen alledaagse problemen anders aan te pakken, en om anders om te gaan met alledaagse zaken.

Het uitgangspunt van het werken aan de opvoedingsvaardigheden van de ouders is dat ongewenst en gewenst gedrag van het kind in stand worden gehouden door de wijze waarop volwassenen ermee omgaan. Ongewenst gedrag, zoals zich verzetten bij opdrachten, wordt ongewild aangemoedigd als ouders zwichten voor dit verzet. Ongewenst gedrag zoals zeuren en eisen wordt ook aangemoedigd als ouders er op reageren. Negeren is beter, maar moeilijk om vol te houden. Door de stress die de vele conflicten met de kinderen oproepen hebben ouders vaak geen oog meer voor gewenst gedrag; dit wordt dan onvoldoende aangemoedigd. Het is dus nodig dat de ouders geholpen worden om ongewenst gedrag te laten afnemen en gewenst gedrag te laten toenemen. Dit kan in individueel verband (individuele gedragstherapeutische training in opvoedingsvaardigheden, ouder-kind interactie therapie, ouderbegeleiding) of in groepsverband (gedragstherapeutische training in opvoedingsvaardigheden met een groep ouders). Ouders maken zich een aantal extra opvoedingsvaardigheden eigen, waaronder adequaat opdrachten geven, prijzen, belonen, negeren, afleiden, time-out geven, privileges ontnemen.

De eerste stap hierbij is inzicht verwerven in hoe hun opvoedingsgedrag het gedrag van hun kind beïnvloedt. Informatie voor ouders in boekvorm kan hierbij behulpzaam zijn. Vanuit dit nieuwe inzicht en de principes die relevant zijn bij de specifieke opvoedingsvaardigheid wordt in rollenspelen geoefend met de opvoedingsvaardigheid. In daarop volgende bijeenkomsten worden problemen bij het thuis toepassen van de vaardigheid besproken en aan de hand van rollenspelen verhelderd. Het werken in groepsverband heeft als meerwaarde dat de ouders elkaar helpen en steunen om de verschillende opvoedingsvaardigheden in de vingers te krijgen.

Aanpak op school

In veel gevallen is het wenselijk/noodzakelijk dat er ook op school op een speciale manier op het gedrag van het kind gereageerd wordt. Informatie over het psychiatrisch onderzoek van het kind kan de leerkracht helpen het gedrag van het kind beter te begrijpen, maar voor het ontwikkelen van een specifieke aanpak is vaak ondersteuning nodig van een ambulante begeleider uit het speciaal onderwijs. Voor de uitvoering van die specifieke aanpak moet soms leerling gebonden financiering (het zogenaamde rugzakje) aangevraagd worden. In sommige gevallen is verwijzing naar het speciaal onderwijs meer op zijn plaats. Een goede samenwerking tussen school, ouders en hulpverlening is van groot belang om de aanpak op elkaar af te stemmen.

Sociale vaardigheden

Soms is het nodig om samen met de kinderen te werken aan hun sociale vaardigheden, en aan hun probleemoplossende vaardigheden. Kinderen met gedragsstoornissen missen vaardigheden in het contact met anderen en in het verstandig oplossen van de problemen van alledag. In groepsverband leren ze vaardigheden in de communicatie, zoals de andere persoon aankijken, goed luisteren, de andere persoon uit laten praten en als het kind het met hem of haar niet eens is, dit op een rustige manier zeggen. Ze leren oog te hebben voor de gevoelens van andere personen en mee te voelen met bijvoorbeeld het verdriet van een ander. Ze leren moeilijke situaties juist in te schatten, na te denken wat een handige aanpak zou kunnen zijn en die toe te passen. Moeilijke situaties zijn bijvoorbeeld uitgelachen worden, niet mogen meedoen met een spel, of uitgedaagd worden om te vechten. Deze situaties roepen woede op en onbeheerste (impulsieve) onverstandige reacties zoals schelden of slaan. Ze leren dus hun woede te beheersen en na te denken over handiger oplossingen. Ook wordt in deze trainingen aandacht besteed aan sociale vaardigheden zoals zich invoegen in een groep, uitnodigen tot spel en weerstand bieden tegen het onder druk gezet worden om verkeerde dingen te doen. Deze trainingen worden meestal in groepsverband gegeven, omdat dan met leeftijdgenoten geoefend kan worden.

Bij kinderen vanaf 13 jaar is meer nodig

Ook met kinderen vanaf 13 jaar wordt gewerkt aan deze vaardigheden, terwijl de ouders leren beter met het probleemgedrag van hun kind om te gaan. Maar het gezin en de ruimere sociale omgeving, zoals de familie en de buurt, wordt bij hen ook altijd meegenomen. Ook wordt veel aandacht besteed aan het motiveren en gemotiveerd houden van het vaak ongewillige kind.

Medicijnen

Geneesmiddelen zijn vooral aangewezen als ook ADHD voorkomt. Methylfenidaat, in de vorm met kortwerkende of met langdurende werking, heeft niet alleen effect op de ADHD symptomen, maar ook op de symptomen van de gedragsstoornissen. Methylfenidaat ondersteunt het vermogen om impulsen te onderdrukken. Als gevolg hiervan leren kinderen meer overwogen keuzen te maken bij het oplossen van alledaagse problemen. Deze verstandiger oplossingen voor problemen worden aangedragen vanuit de opvoeding thuis en op school, en vanuit sociale vaardigheidstrainingen. De behandeling bestaat dan ook nooit alleen uit medicatie, maar ook altijd uit de eerder besproken vaardigheidstrainingen.

Wilt u meer weten?

Wilt u een afspraak maken of wenst u meer informatie over de behandeling van gedragsstoornissen bij kinderen en jeugdigen, dan kunt u een e-mail sturen naar mevr. Milou Scholten, m.scholten@eclg.nl. of bellen naar 085 - 877 16 73.