Hoogbegaafdheid

Wanneer is een kind hoogbegaafd?

Het hoogbegaafde kind

Wanneer spreken we van hoogbegaafdheid? Als we alleen kijken naar de intelligentie dan gaat het om een IQ-score van 130 of hoger: dit noemen we een zeer begaafd intelligentieniveau. Maar er spelen meer factoren een rol: hoogbegaafde kinderen beschikken over sterke cognitieve capaciteiten, een creatieve manier van denken en een sterke innerlijke gedrevenheid. Dit zijn kinderen die buiten de kaders denken, problemen vanuit een andere invalshoek bekijken en zo met originele oplossingen kunnen komen. Het zijn kinderen die eindeloos vragen blijven stellen en willen ontdekken hoe bepaalde zaken precies in elkaar zitten, vanuit een sterke leergierigheid.

Kenmerken hoogbegaafdheid

Een aantal kenmerken die vaak worden gezien bij hoogbegaafde kinderen:

  • Kan verworven kennis toepassen
  • Brede, diepgaande interesses
  • Weinig herhaling nodig
  • Groot rechtvaardigheidsgevoel
  • Initiatiefrijk
  • Houdt van uitdagingen
  • Grote fantasie
  • Denkt 'out of the box'
  • Creatief
  • Experimenteel
  • Kan nieuwe kennis integreren
    met oude kennis

Onderpresteren

Het is niet vanzelfsprekend dat hoogbegaafde kinderen in de praktijk altijd laten zien wat ze kunnen. Hiervoor hebben ze een leeromgeving nodig waarin hun leer- en nieuwsgierigheid wordt geprikkeld. Krijgen ze alleen taken aangeboden die ze zonder moeite kunnen maken, dan zorgt dat vooral voor frustraties en verveling. Het is zaak dat de lesstof die ze aangeboden krijgen ligt in de zone van naaste ontwikkeling: taken die ze niet in één keer kunnen oplossen maar waarover ze moeten nadenken, waarvoor ze echt moeite moeten doen.

Daarbij is het van belang dat ze de juiste begeleiding krijgen: we kunnen van hoogbegaafde kinderen niet verwachten dat ze die moeilijke taken zelf wel oplossen, ook zij hebben daarbij instructies en feedback nodig. Hoogbegaafd zijn betekent immers niet dat je alles zonder hulp kunt oplossen!

Zonder uitdagingen op niveau, de juiste prikkels en begeleiding bestaat de kans dat hoogbegaafde kinderen gaan onderpresteren. Zolang ze op de basisschool zitten lijkt dat niet altijd een probleem, maar eenmaal op het Voortgezet onderwijs kan dat wel eens anders liggen. Omdat deze leerlingen het vaak te makkelijk hebben gehad op de basisschool hebben ze onvoldoende 'Leren leren', en op het VWO redden ze het in eerste instantie dan niet meer met 'alleen' een hoog IQ. De medeleerlingen op het VWO zijn welliswaar niet allemaal hoogbegaafd, maar hebben wel een hoog IQ. Een kort "Leren leren" traject helpt deze hoogbegaafde leerlingen doorgaans weer goed op weg.

Intelligentieonderzoek

Bij de afname van een intelligentieonderzoek is het van belang dat wordt gekeken naar het kind als individu. De observaties van de onderzoeker zijn daarbij een belangrijke bron van informatie. Doet het kind zijn best om de taken goed te maken? Durft het kind door te zetten als een taak moeilijker wordt? Welke denkstappen zet het kind en kan hij/zij die denkstappen verwoorden? Lukt het om de aandacht goed bij de taken te houden, ook als er ergens een deur dichtslaat of er gepraat op de gang te horen is? Zo neemt de onderzoeker allerlei factoren mee in de interpretatie van de onderzoeksgegevens.

Dat observeren is natuurlijk van belang bij ieder intelligentieonderzoek, want enkel het IQ cijfer zegt namelijk niet zoveel over de onderwijsbehoeften van kinderen. En dit geldt zeker voor (hoog)begaafde kinderen. Voor deze doelgroep gelden nog een aantal specifieke aandachtspunten bij de afname van een IQ-test:

  • Perfectionisme, nauwkeurigheid: veel (hoog)begaafde kinderen willen de taken het liefst allemaal perfect maken. Ze werken dan liever heel nauwkeurig en dit kost tijd. Hierdoor kunnen de scores op de test omlaag worden gehaald, want bij sommige onderdelen van de intelligentietest speelt tempo een belangrijke rol.
  • Te moeilijk denken: (hoog)begaafde kinderen hebben nog weleens de neiging om heel ver door te denken bij de vragen die worden gesteld. Ze gaan ervan uit dat de vraag niet zo simpel kan zijn als hij lijkt en denken dan te moeilijk.
  • Faalangst: bij veel (hoog)begaafde kinderen speelt faalangst een rol. Ze zijn bang om fouten te maken en vermijden taken daarom liever als ze moeilijker worden. Ze hebben dan de neiging om het snel op te geven en laten daardoor niet altijd zien wat ze kunnen.

Bij de afname van het onderzoek is het belangrijk dat rekening wordt gehouden met bovenstaande kenmerken. De onderzoeker kan – binnen de regels van de test – zoveel mogelijk doorvragen en het kind stimuleren om door te zetten als taken moeilijker worden.

Wij kunnen vanuit een intelligentieonderzoek niet concluderen of een kind hoogbegaafd is of niet. Deels omdat hoogbegaafdheid meer is dan alleen het IQ cijfer. En ook omdat er vanuit wetenschappelijk onderzoek geen eenduidige definitie bestaat van hoogbegaafdheid. Vaak is de hulpvraag bij zo’n onderzoek ook niet “is mijn kind hoogbegaafd?” maar bijvoorbeeld: “wat heeft mijn kind nodig om zich goed verder te kunnen ontwikkelen?”. Door een beeld te krijgen van het intelligentieprofiel van een kind met daarin de sterke en zwakke kanten, proberen wij zoveel mogelijk in kaart te brengen wat de onderwijsbehoeften van het kind zijn. Van daaruit geven wij handelingsadviezen mee voor thuis en op school, zodat ouders en school samen kunnen werken om er zo voor te zorgen dat het kind blijft leren en ontwikkelen.